Tilly Tod

Op een vrieskoude nacht in februari wordt Tilly in een aardappelkistje op de stoep van een weeshuis in Noord-Holland gezet. De volgende dag wordt ze gevonden. Ze is gewikkeld in een oud gordijn. Tussen dat gordijn en het naakte kindje zit een briefje. Ze heet Tilly, staat er op. Verder weet ze niets over haar afkomst. Wat Tilly wel weet is dat ze weg wil uit het weeshuis. Ze wordt er uitgebuit en heeft geen toekomstperspectief. Tijdens de begrafenis van de kleine Marieke, ziet ze verderop in de polder een boot liggen. Daar gaat ze heen. Een paar weken later doet de gelegenheid zich voor en vlucht ze. De eigenaar van het schip Gerbrand Brand, neemt haar onder haar hoede. Als Brand weer moet aanmonsteren op de grote vaart, wordt de grond in dit dorp Tilly te heet onder haar voeten. Met haar nieuwe naam Suzan Brand klopt ze aan bij een boerderij ver uit de buurt, waar de twee vrijgezellen broers, Harm en Guus, wel een meid kunnen gebruiken. Ondanks dat de mannen rouwdouwers, vechtersbazen en stropers zijn, voelt ze zich snel thuis. Maar kan ze ook blijven?