‘Hij zit zo mooi in de taille!’riep de verkoopster.
Huh! Welke taille?
Gisteren heb ik twee linnen jurken gekocht. Het was niet meer uit te houden met die warmte.
Het moet allemaal wijd, luchtig en zo koel mogelijk want ik leg het loodje. Deze hitte is niet gezond voor een mens. Dus op naar de winkel. De verkoopster trok een jurk uit het rek. Mooie stof, gebloemd en met een brede centuur. Ik wist al direct dat het niks was, maar ging hem toch braaf passen. Het was precies wat ik dacht. Geen gezicht.
De tijd dat je bij mij van een taille kon spreken is allang verleden tijd. Inmiddels heb ik de hoop opgegeven. Ik ga me niet meer in maatje 36 of 38 wurmen. Het is nu maat 40 of een L. Ook prima! Zelfs na een fikse griep, gelukkig geen corona, en een kilo lichter, heb ik geen wespentaille meer. Dat heeft zo ook zijn voordelen. Nu neem ik tijdens een fietstocht met een gerust hart een gebakje bij de koffie op een terras. Hap ik genietend in een ijsje. Dat Italiaanse schepijs is zo lekker! Kijk daar wordt een mens vrolijk van. Leven en laten leven. Dus laat de boel maar hangen. Dus ben ik een gelukkig mens, met mijn twee linnen jurken die heerlijk koel om me heen slobberen. En ach, die verkoopster wilde misschien alleen maar aardig zijn.